
Het totale ecosysteem bestaat uit:
Praktijkhandelingen
Deze kaarten laten cursisten eenvoudige taken uitvoeren in het dagelijks leven.
Ze oefenen met doen, zoals iets vragen, kopen, regelen of reizen.
Doel is functioneel handelen in het Nederlands.
Alfabet en leeskaarten
Deze kaarten trainen het herkennen van letters, woorden en korte zinnen in de omgeving.
Cursisten leren lezen op borden, winkels, posters en verpakkingen.
Doel is leesvaardigheid opbouwen vanuit de echte wereld.
Luisterkaarten
Deze kaarten richten zich op begrijpen wat anderen zeggen.
Cursisten luisteren naar woorden, zinnen, omroepen en uitleg.
Doel is luistervaardigheid en herkenning van gesproken taal.
Spreekdurf kaarten
Deze kaarten helpen cursisten om te durven spreken zonder angst voor fouten.
De focus ligt op korte woorden en zinnen zeggen.
Doel is spreekangst verlagen en zelfvertrouwen opbouwen.
Interactiekaarten
Deze kaarten oefenen korte uitwisselingen met anderen.
Cursisten stellen een vraag, reageren op een antwoord en sluiten af.
Doel is eenvoudige gesprekken leren voeren.
Keuzekaarten
Deze kaarten leren cursisten kiezen en beslissen met taal.
Bijvoorbeeld kiezen tussen producten, tijden of routes.
Doel is taal gebruiken om beslissingen te nemen.
Reflectiekaarten
Deze kaarten helpen cursisten nadenken over hun eigen leren.
Wat ging goed, wat was lastig en wat wil ik oefenen.
Doel is bewustwording en eigenaarschap.
Woordenschatkaarten
Deze kaarten bouwen woordenschat op per thema.
Cursisten verzamelen, herhalen en gebruiken woorden.
Doel is actieve en herkenbare woordkennis vergroten.
Vergelijkingskaarten
Deze kaarten laten cursisten verschillen en overeenkomsten zien.
Bijvoorbeeld twee winkels, twee borden of twee woorden.
Doel is taalbegrip verdiepen en voorbereiden op hogere niveaus.
Portfoliokaarten
Deze kaarten helpen cursisten laten zien wat ze kunnen.
Ze verzamelen bewijs zoals foto’s, korte uitleg en reflecties.
Doel is voortgang zichtbaar maken voor cursist, docent en traject.