Handleiding Buitenschoolse Zoekkaarten

1. Doel van dit materiaal

Deze kaarten helpen cursisten om buiten het klaslokaal letters, woorden en korte zinnen te herkennen. De cursist oefent met lezen in de echte wereld, op borden, winkels, posters, bonnen, verpakkingen en in het openbaar vervoer. Dit is belangrijk voor dagelijks leven en voor werk.

De opdrachten zijn kort, duidelijk en veilig. Elke kaart kan alleen worden gedaan of samen met een klasgenoot.

2. Wat leert de cursist

Het doel is dat de cursist
• letters sneller herkent
• woorden in de omgeving kan lezen
• durft te kijken, te zoeken en te benoemen
• nieuwe woorden leert en betekenis kan opzoeken
• stappen zet richting zelfstandig functioneren, leren en werken in Nederland

3. Hoe het werkt

Elke kaart heeft een vaste opbouw. Daardoor is de aanpak elke keer hetzelfde en blijft het overzichtelijk voor cursist en docent.

Vaste opbouw per kaart

  1. Titel van de kaart
    Een korte en duidelijke naam.

  2. Waar moet je zijn
    De plek waar de cursist de opdracht uitvoert.

  3. Wat ga je zoeken
    Wat de cursist precies zoekt, meestal een letter, woord, cijfer of korte zin.

  4. Wat ga je fotograferen
    Eén foto, soms twee foto’s. Nooit mensen op de foto. Alleen tekst, bord, label of object.

  5. Klein leesdoel
    Eén klein leesdoel, passend bij op weg naar A1.

  6. Verwerkingsopdracht
    Een korte opdracht na afloop, vaak één zin schrijven of iets noteren.

  7. Extra uitdaging
    Een kleine uitbreiding voor cursisten die meer aankunnen.

4. Veiligheid en afspraken

Deze afspraken gelden altijd bij alle kaarten
• Geen foto’s van mensen
• Let op verkeer en drukte
• Blijf op veilige plekken, stoep en oversteekplaats
• Houd telefoon en tas veilig
• Vraag hulp alleen als dat nodig is en op een rustig moment
• Maak geen foto’s in privéruimtes, zoals pashokjes, toiletten of woningen van anderen

5. Rol van de docent

De docent begeleidt het proces voor, tijdens en na de activiteit.

Voor de activiteit

• Kies één kaart die past bij de lesdoelen van de week
• Oefen de letter, klank of woordsoort kort in de klas
• Laat voorbeelden zien, bijvoorbeeld letter op een bord of woord op een verpakking
• Leg de stappen uit en herhaal de veiligheidsafspraken
• Spreek af wanneer de cursist de opdracht doet en hoe hij terugkoppelt

Tijdens de activiteit

• Laat cursisten bij voorkeur in tweetallen werken als dat nodig is
• Houd de opdracht klein, één focus per kaart
• Laat cursisten stoppen als het onveilig voelt

Na de activiteit

• Bekijk samen de foto en de notities
• Laat de cursist het woord hardop lezen
• Bespreek kort de betekenis en uitspraak
• Laat de cursist de verwerkingsopdracht maken
• Laat de cursist de extra uitdaging doen als dat past

6. Feedback en portfolio

Na elke kaart vult de cursist een korte terugblik in. Dit helpt om groei te zien en om doelen te kiezen.

Stap 1

De cursist kiest één vakje
• Dat kan ik met gemak
• Dat kan ik met moeite
• Dat kan ik nog niet
• Dat wil ik leren

Stap 2

De cursist schrijft drie korte onderdelen
• Wat ging goed
• Wat was moeilijk
• Mijn volgende stap

De docent bewaart dit in het portfolio.

7. Differentiatie in de groep

Gebruik dezelfde kaart op drie niveaus.

Basis

Cursist maakt de foto en doet de verwerkingsopdracht.

Plus

Cursist doet ook de extra uitdaging.

Extra

Cursist leest voor in de les en maakt een tweede zin met het gevonden woord.

8. Opzet van de kaarten

Deze set bevat 50 kaarten met vaste onderdelen. De inhoud is verdeeld in herkenbare leesdoelen.

Thema’s en leesfocus

• Letters, hoofdletters en beginletters
• Woorden op straat, in winkels, op posters en op voertuigen
• Cijfers, prijzen, datums en combinaties van woord en cijfer
• Instructiewoorden, waarschuwingen en verboden
• Woorden bij werk, school, gezondheid, veiligheid, betalen, reizen
• Klanken, rijm, lange klinkers, dubbele letters, lettergrepen
• Korte zinnen in de omgeving

9. Stappenplan voor gebruik in een les

Gebruik dit vaste ritme per kaart.

  1. Start in de klas, 5 minuten
    Docent noemt het doel en laat één voorbeeld zien.

  2. Oefen taal in de klas, 5 minuten
    Docent oefent de letter of het type woord hardop. Cursisten herhalen.

  3. Uitvoering buiten de les, 10 tot 20 minuten
    Cursist zoekt, leest, fotografeert en noteert.

  4. Terugkoppeling in de les, 10 minuten
    Cursist laat foto zien, leest het woord, legt kort uit wat het is.

  5. Verwerking en feedback, 5 minuten
    Cursist schrijft één zin en vult terugblik in.

10. Sjabloon voor nieuwe kaarten

Gebruik dit sjabloon om nieuwe kaarten te maken in dezelfde stijl.

Kaartnummer en titel
Waar moet je zijn
Wat ga je zoeken
Wat ga je fotograferen
Klein leesdoel
Verwerkingsopdracht
Extra uitdaging


Was this article helpful?